Tuesday, December 22, 2009

De vraag naar de werkelijkheid

Ik begon mij vandaag te richten op de vraag naar de werkelijkheid. De vraag die ik zou moeten beantwoorden, ik zag mij genoodzaakt mij eerst te richten op deze ene vraag, is of werkelijkheid werkelijkheid is, m.a.w. of werkelijkheid echt bestaat. In mijn hoofd was ik hier natuurlijk al veel langer mee bezig. Wil ik filosoof worden, en als filosoof ook nog eens zinnigs te zeggen wil hebben, zo redeneerde ik, dan moet ik bij het begin beginnen. Ik voelde mij echter nog niet klaar om met de vraag naar waarheid bezig te gaan. Ik wist dat ik dán falen zou. Het surrogaat, de vraag naar werkelijkheid, zou vooralsnog vruchtbaarder kunnen zijn.



Inleiding
'Wat is werkelijkheid?' Werkelijkheid is, heel erg grof gezegd, het geheel aan ... (dingen) die wérkelijk zijn. Er is dus een criterium nodig dat aangeeft wat wel en wat niet wérkelijk is. Ik realiseerde mij echter dat ik daarmee begin met de verkeerde veronderstellingen. De werkelijkheid is nog niet aangetoond, zelfs heb ik daartoe in dit stadium nog geen poging ondernomen, dus een criterium kan nog helemaal niet worden gesteld. Ik wilde het paard niet achter de wagen spannen. Aan de andere kant, hoe kan de werkelijkheid, of het gebrek daaraan, worden aangetoond, zonder een criterium? Ik besloot de vraagstelling te splitsen in twee onderdelen. Ten eerste wil ik mij richten op de vraag of er wel zoiets geks als een werkelijkheid bestaat, en in de tweede plaats wil ik weten welke inhoud de werkelijkheid hebben zou indien zij zou bestaan. Ik richt mij eerst op de eerste vraag.

Hier begon voor mij echter de moeilijkheid, Martijn, want hoe kan ik dit aan jou uitleggen, terwijl ik het zelf maar nauwelijks begrijpen kan? Ik zal mijn best doen. Ik begon mij als eerste af te vragen of er een iets is waar ik het bestaan van een werkelijkheid vanaf kan leiden. Is er soms een specifiek iets waarmee ik het bestaan van een algemeenheid, in dit geval werkelijkheid aan kan tonen? Dat is er niet. Al het specifieke dat ik ken is onderdeel van het zijnde dat we kennen als werkelijkheid. Even goed kan de werkelijkheid zoals wij die kennen, het specifieke, niet meer zijn dan een zwevende gedachte, een die niet is, niet was en nooit zijn zal. Gelukkig ontwijk ik nu nog het probleem van de relativiteit van de waarheid, want die behandel ik nog niet. Maar dat wat wij kennen als een zijnde werkelijkheid, dat is het nu en de geschiedenis daar kunnen wij weinig zekerheid aan ontlenen. Een zwevende gedachte valt nu eenmaal buiten alle werkelijkheid, of levert ons tenminste niet voldoende op om werkelijkheid te bewijzen. Daarmee zijn we dus nog niet geholpen. Helaas zullen we de basis moeten leggen in de algemeenheid en daar het specifieke op moeten bouwen. Helaas zeg ik, want ik bouw veel liever het algemene op uit het specifieke, gebruik het detail als geldend voor het geheel. Deze weg kan ik nu echter niet gaan. Wanneer ik dan de algemeenheid als geldend fundament gebruiken wil, dan moet ik daar heel goed en zeer zorgvuldig de basis voor leggen. Ik mag daarin geen fouten maken. Anders lopen we het risico dat wij het specifieke, dat voor ons een veel directer belang heeft, onjuist zullen interpreteren en daarbij tot een verkeerd beeld komen van de werkelijkheid. Lewis zegt: "What we learn from experience depends on the kind of philosophy we bring to experience. It is therefor useless to appeal to experience before we have settled, as well as we can, the philosophical question." (C.S. Lewis, Miracles, 1947, 9e druk, pagina 7)

'Potje'
Om deze reden is het dat ik zoveel waarde toeken aan dit onderzoek. Ik realiseer mij zelf ook wel dat het geen enkel praktisch nut heeft om dit te onderzoeken. Het is namelijk zo dat het voor ons geen enkel verschil maakt als blijkt dat er geen werkelijkheid is, ook niet als blijkt dat alles werkelijkheid is. No big deal? Tuurlijk wel, uiteindelijk zullen we vanuit die basis ons onderzoek naar de specifieke werkelijkheid moeten doen, en de specifieke werkelijkheid is voor ons van belang. En het lastige met de specifieke dingen die wij kennen is, is dat ze zowel werkelijkheid als niet werkelijkheid kúnnen zijn. En als ze dan per ongeluk toch werkelijkheid blijken te zijn, zoals er wel vaker foutjes gemaakt worden, dan weten we in ieder geval dat ze niet ook niet-werkelijkheid zijn. Dat is in ieder geval fijn om te weten. Ook andersom is het zo, mocht het, zoals wij als filosofen natuurlijk al lang verwachten, geen werkelijkheid te zijn, dan is het in ieder geval niet ook werkelijkheid. De grens tussen beide is vast. Zo zie je dat ik het begrip werkelijkheid begin af te bakenen als een soort potje, waar ik simpelweg alles in stop wat werkelijkheid is. Ik houd mijn werk graag lekker huiselijk. Een potje dus. Met het potje bedoel ik gewoon een containerbegrip. Maar 'potje' klinkt gewoon wat gezelliger. Werkelijkheid is dus voor mij zelf het criterium. Als dat potje bestaat tenminste. In principe hebben we er geen idee van of dat dit potje werkelijk bestaat of niet. Maar als dat inderdaad bestaat, dan is niet alleen het potje werkelijkheid, maar ook de inhoud daarvan. In het potje zit niets anders dan dat wat werkelijkheid is. Wat geen werkelijkheid is valt er buiten. Werkelijkheid blijkt dus exclusief voor de werkelijkheid te zijn. En waar zit niet-werkelijkheid dan in? Het is de vraag of dat wel ergens in zit. We weten niet eens of dat potje met de werkelijkheid wel bestaat, hoe kunnen we dan wat zeggen over de niet-werkelijkheid? Waarschijnlijk zal het blijken dat de inhoud van het potje niet bestaat. Anders gezegd, er is geen werkelijkheid in het potje. Dan is het potje er ook niet. Als van beide of werkelijkheid of niet-werkelijkheid niet blijkt te bestaan, dan is deze exercitie nutteloos. En dát weten we dus niet. Zo lijkt het erop dat ik al de hele tijd in een kringetje gelopen heb, en weer op het startpunt van mijn eigen onwetendheid ben aanbeland, zonder iets geleerd te hebben. Toch is dat niet zo. Om daar achter te komen moet er nog gekeken worden naar een klein detail in de procedure die ik gevolgd heb. Er is een vraag die zeker antwoord verdiend.

Maar dan toch?
Waarom, dit is die vraag, let dus maar goed op, waarom heb ik er in hemelsnaam voor gekozen om de werkelijkheid aan te duiden als een 'potje'? Wel, dat heb ik hierom gedaan: Niet-werkelijkheid heeft geen inhoud. Het 'bestaat' alleen in het negatieve. Het is alles wat niet ís. Wanneer wij proberen om een niet-werkelijkheid te beschrijven, dan kunnen wij dat alleen in wat het niet is. Werkelijkheid daarentegen bestaat wel in het positieve. Niet alleen bestaat werkelijkheid, en is werkelijkheid in positieve termen te beschrijven, ook heeft het een inhoud, die als zodanig ook werkelijkheid heet. Alleen al door dit onderscheid zie ik de noodzaak om te concluderen dat er wel een werkelijkheid zijn moet. Wanneer je, zoals ik doe, niet-werkelijkheid als louter negatief ziet, dan blijkt de niet-werkelijkheid plotseling niet meer relevant te zijn. Het potje dat wij werkelijkheid noemen wordt plotseling een werkelijkheid 'an sich'.

Het negatieve is niet, er is geen potje dat niet-werkelijkheid heet. Dat maakt het zeer waarschijnlijk dat er een positieve werkelijkheid is. Werkelijkheid is per definitie positief. Zeer waarschijnlijk is het zelfs zo dat het niet-werkelijk helemaal niet meer bestaat. Er zijn geen dingen die niet zijn, want die zijn niet. Er is geen plaats waar niet-werkelijkheid is, er is geen tijd en geen ruimte daarvoor. Het positieve, de werkelijkheid, is echter wel. Zelfs wanneer we spreken over de zwevende gedachte, die ik al eerder besproken heb, is het zeer onwaarschijnlijk dat deze valt onder de niet-werkelijkheid. Natuurlijk kan een zwevende gedachte niet-werkelijkheid zijn, maar dan is de zwevende gedachte ook niet.

Maar een volledig antwoord is nog lastig om te geven. Als mens kan je moeilijk iets beredeneren dat boven de rede uit gaat. De werkelijkheid is iets dat ver boven de rede uit gaat. Werkelijkheid, waarheid, Godheid. Allemaal zijn het zaken die de rede ver overstijgen. Daarom is het juist ook de taak van de filosofen om daar mee bezig te zijn. De filosoof, iedereen dus die ervan geniet om te leven en om het verstand te gebruiken, iedereen die dus de wijsheid ontzettend begeert en jaloers is op iedereen die wijsheid heeft, houd zich met deze zaken bezig. En dat maakt hen menselijk. De dierlijke mens denkt niet, maar leeft slechts op het gevoel. Maar daarmee stijgt de mens niet boven het systeem van de werkelijkheid uit, niet boven de natuur, dan blijft zij dier. De mens is echter boven- en buitennatuurlijk.

4 comments:

  1. Ik vind het de manier waarop Lewis de 'werkelijkheid' ziet prachtig (bijvoorbeeld in Narnia en De grote scheiding?: de hemel als de plek waar de volle werkelijkheid (en waarheid) is, en de aarde die slechts een vage afspiegeling daarvan is. Das ook een beetje Plato natuurlijk. Hoe denk jij daarover?

    Ik vind dat je goed bezig bent in je zoektocht naar deze elemantaire zaken. Blijf de wijsheid begeren!

    ReplyDelete
  2. @Matthijs:
    We weten dat de deze wereld niet zo is als deze bedoeld is. Dat weten we uit de bijbel (daar wordt dat 'zondeval' genoemd. Dat weten we ook uit de wetenschap, daar wordt het 'degeneratie' genoemd. Van de nieuwe aarde weten we dat deze imperfectie is teruggedraaid, of in ieder geval dat het niet langer imperfect is. Hoe het precies wel is, dat weten we niet.

    Waarschijnlijk is het beter dan het paradijs zoals dat was, want een boterham smaakt lekkerder nadat je honger gekend hebt. Juist omdat we bederf kennen is de werkelijkheid van de nieuwe hemel en aarde, zonder bederf, nog veel wonderbaarder. Vanuit de fantasie probeer ik me voor te stellen hoe het zijn zal. Ik ben het met Lewis eens dat het herkenbaar is voor ons, dat het zeer waarschijnlijk veel lijkt op de huidige wereld. Maar vanuit de fantasie kan ik niet anders dan denken aan dat gevoel dat je hebt als je in het water gelegen hebt en je kon er niet uitkomen en je was bang om te verdrinken. Dan is er iemand die je red. Hoe heerlijk is dan dat droge! Je moet begrijpen dat de rede iets bovennatuurlijks is (volgens Lewis), maar dat ik hier met de rede in ieder geval nog niet bij kan.

    Super bedankt voor je positieve comment!

    ReplyDelete
  3. Hallo Evert,
    Zoals gezegd: ik heb je blog eens bekeken en bovenstaande tekst gelezen. Enige opmerkingen hierover: wat mij opvalt is dat je in je aan Descartes herinnerende epistemologische vraagstelling (die hij zoals je waarschijnlijk weet beantwoorde met cogito ergo sum) een in de logica wortelende redenering opzet: de werkelijkheid bestaat in jouw redenering omdat het tegendeel niet bestaat. Dit gaat in feite uit van de logische basisregel dat A en -A niet tegelijkertijd waar kunnen zijn. Maar heeft logica volgens jouw wel een buitenmenselijke geldigheid, of wortelt deze in de menselijke rede? Het is precies deze vraag die Lewis ertoe dwingt om de rede een 'bovenmenselijke' faculteit te noemen. Dit doet weer denken aan Kant's synthetische oordelen die het 'Ding an sich' bedoelen te beschrijven.... enfin, er valt nog genoeg te denken. Zomaar wat (uiteenlopende) leestips mbt dit onderwerp: Kritik van de zuivere rede (Kant), Menselijk al te menselijk (Nietzsche), Tractatus Logico-Philosophicus (Wittgenstein) en Zijn en Tijd (Heidegger). De Inleiding in de Metafysica van Heidegger is trouwens ook een aanrader. Voor een theologisch gefundeerde redenering over het 'bestaan' van een bovenmenselijk domein zou ik de Römerbrief van Karl Barth eens proberen...
    HJ

    ReplyDelete
  4. Hoi Henk Jan
    Logica heeft volgens mij geen enkele buitenmenselijke geldigheid. Al het denken dat wij als mensen kennen is vanuit de mens, door de mens en om de mens. Het is best mogelijk dat er een denken en een kennen is buiten de mens, ik geloof ten slotte ook in een God, maar als God bestaat (ik ben hier werkelijk van overtuigd) is zijn denken ver buiten het menselijk denken om en valt daardoor niet onder de logica zoals wij die kennen. Het enige dat wij in werkelijkheid hebben is ons denken, daar moeten wij het mee doen en helaas laat dat denken ons vaak met lege handen zitten. Nu noemt Lewis de menselijke reden een bovennatuurlijke faculteit. Daar zit zeker wat in. Ik zie daar persoonlijk meer in dan de 'gristelijke' theorie dat de mens bestaat uit lichaam, ziel en geest, waarin de geest het 'werktuig' is om met God te communiceren, maar het verstand onderdeel is van de ziel. Als God bestaat is er haast geen twijfel over mogelijk dat het verstand bij het goddelijke vandaan komt. Daarin ligt namelijk het verschil tussen mens en dier en dat is het werktuig waarmee wij het kennen over God delen. Tegelijkertijd realiseer ik me dat ik de andere opties nog niet voldoende onderzocht heb om er een goed onderbouwde mening over te hebben. Om er maar een lang verhaal van te maken.

    Ik kende het cogito ergo sum (ik denk dus ik besta, geloof ik), maar was me niet bewust dat dit hierop sloeg. Nu is mijn kennis van de epistimologie ook niet geweldig. Ik lees wat ik te pakken kan en dat is een volledige mengelmoes, ik lees Hegel, Lewis en Plato stug door elkaar, om over Tolstoi en de bijbel nog maar niet te spreken. Kritiek van de zuivere reden heb ik voor de helft in uitgeprinte velletjes op mijn kamer liggen met de bedoeling het in de nabije toekomst te gaan lezen. De anderen zal ik trachten ook gauw te lezen. Vooral Nietzsche ben ik nieuwsgierig naar, ik heb er veel (goeds en slechts) over gehoord, maar heb nooit wat van hemzelf gelezen.

    ReplyDelete