Tuesday, December 22, 2009

De vraag naar de werkelijkheid

Ik begon mij vandaag te richten op de vraag naar de werkelijkheid. De vraag die ik zou moeten beantwoorden, ik zag mij genoodzaakt mij eerst te richten op deze ene vraag, is of werkelijkheid werkelijkheid is, m.a.w. of werkelijkheid echt bestaat. In mijn hoofd was ik hier natuurlijk al veel langer mee bezig. Wil ik filosoof worden, en als filosoof ook nog eens zinnigs te zeggen wil hebben, zo redeneerde ik, dan moet ik bij het begin beginnen. Ik voelde mij echter nog niet klaar om met de vraag naar waarheid bezig te gaan. Ik wist dat ik dán falen zou. Het surrogaat, de vraag naar werkelijkheid, zou vooralsnog vruchtbaarder kunnen zijn.



Inleiding
'Wat is werkelijkheid?' Werkelijkheid is, heel erg grof gezegd, het geheel aan ... (dingen) die wérkelijk zijn. Er is dus een criterium nodig dat aangeeft wat wel en wat niet wérkelijk is. Ik realiseerde mij echter dat ik daarmee begin met de verkeerde veronderstellingen. De werkelijkheid is nog niet aangetoond, zelfs heb ik daartoe in dit stadium nog geen poging ondernomen, dus een criterium kan nog helemaal niet worden gesteld. Ik wilde het paard niet achter de wagen spannen. Aan de andere kant, hoe kan de werkelijkheid, of het gebrek daaraan, worden aangetoond, zonder een criterium? Ik besloot de vraagstelling te splitsen in twee onderdelen. Ten eerste wil ik mij richten op de vraag of er wel zoiets geks als een werkelijkheid bestaat, en in de tweede plaats wil ik weten welke inhoud de werkelijkheid hebben zou indien zij zou bestaan. Ik richt mij eerst op de eerste vraag.

Hier begon voor mij echter de moeilijkheid, Martijn, want hoe kan ik dit aan jou uitleggen, terwijl ik het zelf maar nauwelijks begrijpen kan? Ik zal mijn best doen. Ik begon mij als eerste af te vragen of er een iets is waar ik het bestaan van een werkelijkheid vanaf kan leiden. Is er soms een specifiek iets waarmee ik het bestaan van een algemeenheid, in dit geval werkelijkheid aan kan tonen? Dat is er niet. Al het specifieke dat ik ken is onderdeel van het zijnde dat we kennen als werkelijkheid. Even goed kan de werkelijkheid zoals wij die kennen, het specifieke, niet meer zijn dan een zwevende gedachte, een die niet is, niet was en nooit zijn zal. Gelukkig ontwijk ik nu nog het probleem van de relativiteit van de waarheid, want die behandel ik nog niet. Maar dat wat wij kennen als een zijnde werkelijkheid, dat is het nu en de geschiedenis daar kunnen wij weinig zekerheid aan ontlenen. Een zwevende gedachte valt nu eenmaal buiten alle werkelijkheid, of levert ons tenminste niet voldoende op om werkelijkheid te bewijzen. Daarmee zijn we dus nog niet geholpen. Helaas zullen we de basis moeten leggen in de algemeenheid en daar het specifieke op moeten bouwen. Helaas zeg ik, want ik bouw veel liever het algemene op uit het specifieke, gebruik het detail als geldend voor het geheel. Deze weg kan ik nu echter niet gaan. Wanneer ik dan de algemeenheid als geldend fundament gebruiken wil, dan moet ik daar heel goed en zeer zorgvuldig de basis voor leggen. Ik mag daarin geen fouten maken. Anders lopen we het risico dat wij het specifieke, dat voor ons een veel directer belang heeft, onjuist zullen interpreteren en daarbij tot een verkeerd beeld komen van de werkelijkheid. Lewis zegt: "What we learn from experience depends on the kind of philosophy we bring to experience. It is therefor useless to appeal to experience before we have settled, as well as we can, the philosophical question." (C.S. Lewis, Miracles, 1947, 9e druk, pagina 7)

'Potje'
Om deze reden is het dat ik zoveel waarde toeken aan dit onderzoek. Ik realiseer mij zelf ook wel dat het geen enkel praktisch nut heeft om dit te onderzoeken. Het is namelijk zo dat het voor ons geen enkel verschil maakt als blijkt dat er geen werkelijkheid is, ook niet als blijkt dat alles werkelijkheid is. No big deal? Tuurlijk wel, uiteindelijk zullen we vanuit die basis ons onderzoek naar de specifieke werkelijkheid moeten doen, en de specifieke werkelijkheid is voor ons van belang. En het lastige met de specifieke dingen die wij kennen is, is dat ze zowel werkelijkheid als niet werkelijkheid kúnnen zijn. En als ze dan per ongeluk toch werkelijkheid blijken te zijn, zoals er wel vaker foutjes gemaakt worden, dan weten we in ieder geval dat ze niet ook niet-werkelijkheid zijn. Dat is in ieder geval fijn om te weten. Ook andersom is het zo, mocht het, zoals wij als filosofen natuurlijk al lang verwachten, geen werkelijkheid te zijn, dan is het in ieder geval niet ook werkelijkheid. De grens tussen beide is vast. Zo zie je dat ik het begrip werkelijkheid begin af te bakenen als een soort potje, waar ik simpelweg alles in stop wat werkelijkheid is. Ik houd mijn werk graag lekker huiselijk. Een potje dus. Met het potje bedoel ik gewoon een containerbegrip. Maar 'potje' klinkt gewoon wat gezelliger. Werkelijkheid is dus voor mij zelf het criterium. Als dat potje bestaat tenminste. In principe hebben we er geen idee van of dat dit potje werkelijk bestaat of niet. Maar als dat inderdaad bestaat, dan is niet alleen het potje werkelijkheid, maar ook de inhoud daarvan. In het potje zit niets anders dan dat wat werkelijkheid is. Wat geen werkelijkheid is valt er buiten. Werkelijkheid blijkt dus exclusief voor de werkelijkheid te zijn. En waar zit niet-werkelijkheid dan in? Het is de vraag of dat wel ergens in zit. We weten niet eens of dat potje met de werkelijkheid wel bestaat, hoe kunnen we dan wat zeggen over de niet-werkelijkheid? Waarschijnlijk zal het blijken dat de inhoud van het potje niet bestaat. Anders gezegd, er is geen werkelijkheid in het potje. Dan is het potje er ook niet. Als van beide of werkelijkheid of niet-werkelijkheid niet blijkt te bestaan, dan is deze exercitie nutteloos. En dát weten we dus niet. Zo lijkt het erop dat ik al de hele tijd in een kringetje gelopen heb, en weer op het startpunt van mijn eigen onwetendheid ben aanbeland, zonder iets geleerd te hebben. Toch is dat niet zo. Om daar achter te komen moet er nog gekeken worden naar een klein detail in de procedure die ik gevolgd heb. Er is een vraag die zeker antwoord verdiend.

Maar dan toch?
Waarom, dit is die vraag, let dus maar goed op, waarom heb ik er in hemelsnaam voor gekozen om de werkelijkheid aan te duiden als een 'potje'? Wel, dat heb ik hierom gedaan: Niet-werkelijkheid heeft geen inhoud. Het 'bestaat' alleen in het negatieve. Het is alles wat niet ís. Wanneer wij proberen om een niet-werkelijkheid te beschrijven, dan kunnen wij dat alleen in wat het niet is. Werkelijkheid daarentegen bestaat wel in het positieve. Niet alleen bestaat werkelijkheid, en is werkelijkheid in positieve termen te beschrijven, ook heeft het een inhoud, die als zodanig ook werkelijkheid heet. Alleen al door dit onderscheid zie ik de noodzaak om te concluderen dat er wel een werkelijkheid zijn moet. Wanneer je, zoals ik doe, niet-werkelijkheid als louter negatief ziet, dan blijkt de niet-werkelijkheid plotseling niet meer relevant te zijn. Het potje dat wij werkelijkheid noemen wordt plotseling een werkelijkheid 'an sich'.

Het negatieve is niet, er is geen potje dat niet-werkelijkheid heet. Dat maakt het zeer waarschijnlijk dat er een positieve werkelijkheid is. Werkelijkheid is per definitie positief. Zeer waarschijnlijk is het zelfs zo dat het niet-werkelijk helemaal niet meer bestaat. Er zijn geen dingen die niet zijn, want die zijn niet. Er is geen plaats waar niet-werkelijkheid is, er is geen tijd en geen ruimte daarvoor. Het positieve, de werkelijkheid, is echter wel. Zelfs wanneer we spreken over de zwevende gedachte, die ik al eerder besproken heb, is het zeer onwaarschijnlijk dat deze valt onder de niet-werkelijkheid. Natuurlijk kan een zwevende gedachte niet-werkelijkheid zijn, maar dan is de zwevende gedachte ook niet.

Maar een volledig antwoord is nog lastig om te geven. Als mens kan je moeilijk iets beredeneren dat boven de rede uit gaat. De werkelijkheid is iets dat ver boven de rede uit gaat. Werkelijkheid, waarheid, Godheid. Allemaal zijn het zaken die de rede ver overstijgen. Daarom is het juist ook de taak van de filosofen om daar mee bezig te zijn. De filosoof, iedereen dus die ervan geniet om te leven en om het verstand te gebruiken, iedereen die dus de wijsheid ontzettend begeert en jaloers is op iedereen die wijsheid heeft, houd zich met deze zaken bezig. En dat maakt hen menselijk. De dierlijke mens denkt niet, maar leeft slechts op het gevoel. Maar daarmee stijgt de mens niet boven het systeem van de werkelijkheid uit, niet boven de natuur, dan blijft zij dier. De mens is echter boven- en buitennatuurlijk.

Thursday, October 1, 2009

de drogreden van het individualisme

Dit opstel heb ik geschreven in het kader van de dag van het individu op 31 maart 2010.

Die Substanz erscheint zwar an der Individualität als das Pathos derselben, und die Individualität als das, was sie belebt, und daher über ihr steht; aber sie ist ein Pathos, das zugleich sein Charakter ist; die sittliche Individualität ist unmittelbar und an sich eins mit diesem seinem Allgemeinen, sie hat ihre Existenz nur in ihm, und vermag den Untergang, den diese sittliche Macht durch die entgegengesetzte leidet, nicht zu überleben.
Hegel, G.W.F. Phänomenologie des Geistes, pag. 377, 378)

In een eigen vrije interpretatie staat hier het volgende:
Weliswaar blijkt de individualiteit en het gevoel (pathos) in wezen hetzelfde te zijn, individualiteit is namelijk niets anders dan wat het individu beleeft, individualiteit staat dus boven het individu, maar ze is wel een gevoel dat aan het karakter verbonden is. De Ethische individualiteit is, zonder dat dit nog enige diepere grond nodig heeft, direct verbonden met algemene waarheden. Het bestaan van deze waarheden is voorwaarde om deze ethische kracht die individualiteit is, te laten voortbestaan.
Noot van de vertaler: Ik kan me voorstellen dat men dit een te vrije vertaling van de tekst vind. Nu is mijn Duits niet geweldig, en een vertaalmachine is ook niet alles. Ik heb geprobeerd zo veel mogelijk de geest van de tekst te volgen.

De filosoof Hegel staat bekend als dé individualiteitsfilosoof. In zijn fenomenologie heeft hij hier veel over geschreven. "individualiteit," zo zegt hij, "is dat wat zij (het individu) beleeft." Daarmee gaat het dus om het beleven vanuit de enkeling. Het gevoel van het individu is de maatstaf van zijn individualiteit. In tegenstelling tot veel moderne bronnen concludeert Hegel heel terecht dat individualisme vooral een gevoel is. In de psychologie herkennen ze dat gevoel ook nog wel, hoewel ze dat niet zodanig benoemen. Daar wordt het zelfbewustzijn genoemd, een woord dat ook door Hegel zelf is geïntroduceerd. Zelfbewustzijn is dat wat de mens tot mens maakt en de baby tot peuter. In Jip en Janneketaal uitgewerkt is de betekenis van het zelfbewustzijn: Ik Ben. Ik Ben is de kern van de zelfbewuste mens, samen met Ik Wil. Ik Ben is zijn karakter, Ik Wil is zijn vrijheid. Een beperkt karakter en een beperkte vrijheid. Want Ik Ben is niet veel zonder de velen die samen de gemeenschap vormen. Zonder hen blijft alleen het "Ik ben alleen" over. De Homo Sapiens noch de Homo Lupus, en ook de huidige mens niet, kan leven zonder de ander om haar heen. Evolutiepsychologen noemen de mensen daarom wel kuddedieren. Ik Ben zegt Homo Sapiens sinds zij bewust geworden is van zichzelf. Ik Wil zegt zij sinds zij gevallen is. Maar Ik Wil is slechts daar zolang er wat te willen valt. Zodra de mens niet krijgen kan wat zij wil is zij ontevreden. Het individu, de zelfbewuste mens, is niet geneigd het belang van de groep boven het eigen belang te stellen. De ander komt in Ik Ben noch in Ik Wil voor. In het individualisme is de mens dus alleen.

Evolutiepsychologen geven echter aan dat de mens, als kuddedier, het eigenbelang en het groepsbelang prima af kan wegen. Want in een kudde is het groepsbelang het eigen belang, tenzij de groep het belang van het belanghebbende individu niet voldoende in het oog houdt. Het individu moet dus de afweging maken tussen bij de groep blijven, en daarbij dus niet het eigen belang te laten prevaleren, of bij de groep weggaan, waarbij de voordelen van de groep wegvallen. De mens is dus niet alleen kuddedier, maar ook een kundige rekenaar. Daarbij gaan zij er echter aan voorbij dat het individualisme vooral een gevoel is. De mens lijkt in de eerste plaats een individualist te zijn, een einzelgänger, en slechts in de tweede plaats, omdat de voordelen van de groep zo evident zijn, een onderdeel van de groep. Daarbij staat de individualiteit boven het individu. Ik heb dat zo geïnterpreteerd omdat ik meen dat ook de bekende psycholoog Sigmund Freud het op deze wijze geïnterpreteerd heeft. De mens wordt niet voortgedreven door rekenkunde, maar door het gevoel. Dat is wat Freud de driften noemt. Dat het gevoel boven het individu uitgaat lijkt me voor de hand liggend. We zien namelijk dat de moderne mens, de Homo Lupus, steeds meer een einzelgänger wordt. Het kuddedier dat de wijze mens (Homo Sapiens) genoemd werd is toch wat van die wijsheid verloren, en is op het gevoel gaan leven. Het individu, dat zelfstandig kiest om in een groep te gaan leven, wordt door de individualiteit gedwongen zo min mogelijk in de maatschappij, wat de moderne opvolger van de roedel is, te leven, maar steeds zichzelf als lichtend voorbeeld te nemen. Het Ik Ben en Ik Wil zijn steeds belangrijker geworden, Zij Zijn is steeds minder belangrijk geworden. De Homo Lupus is namelijk in de roedel niet langer belanghebbend. En daarbij komt een verschil naar voren dat niet strookt met het beeld dat Hegel heeft, en hoe het volgens hem zou moeten zijn.

Hegel betoogt namelijk niet alleen dat individualiteit een gevoel is, en dat dit gevoel heerst over het individu. Hij betoogt ook dat dit gevoel gestuurd wordt door het karakter: "maar ze is wel een gevoel dat aan het karakter verbonden is." Het karakter is niet een van die dingen die steeds in verandering zijn. Het karakter kan op zich wel veranderen, maar daar is een sterke geesteskracht voor nodig. Iemand die beslissingen neemt op basis van het gevoel doet dit niet zonder een deel van het karakter daarin mee te nemen. Dat karakter beïnvloed dus de keuze en maakt dat verschillende mensen in dezelfde situatie andere keuzes kunnen maken, die allemaal even ethisch en even juist kunnen zijn. Het gevoel, en daarmee de keuzes die worden gemaakt, zijn dus afhankelijk van het karakter. Dat karakter is echter veel minder individueel dan het gevoel. Zo zegt Hegel: Dit is onverbreekbaar één met het algemene, wat ik vertaald heb als: direct verbonden met algemene waarheden. Algemene waarheden, zoals het woord al zegt, zijn algemeen, of universeel, en daarbij per definitie niet individueel in de zin van individueel als dat het individu op zichzelf het hoogste goed is.

Niet het Ik Ben of het Ik Wil staan voorop, maar het karakter dat wij ontvangen hebben, dat dus van ons allemaal is. Het Wij Zijn en Wij Willen betekend ook dat het algemeen karakter zo goed mogelijk tot het recht komen moet. Tegenwoordig wordt dit zelfontplooiing genoemd. Zelfontplooiing is in feite echter wat anders, want vooral gebaseerd op individualiteit en het gevoel. Het karakter is echter ethisch en gericht op de ethiek. Daarbij kan een dag van het individu zeer nuttig zijn. Zolang het is om de mens bewust te maken van de zichzelf als individu binnen een groep, een individu met een karakter, een ethiek en een groepskarakter.

Friday, September 25, 2009

so that the priests.... 3 in het Nederlands vanaf nu

“Abraham liep daarna namelijk met de engelen en God mee,” leg ik aan hem uit. “Ik denk dat dit op deze wijze letterlijk genomen moet worden omdat de andere twee doorlopen naar Sodom(19:1) en God blijft met Abraham staan (vers 22). Daarna ging de Heer weg (vers 33). Voor mij lijkt dit sterk op een fysieke aanwezigheid,” is mijn mening. “Zoals jij het zegt lijkt mij juist wat je hier beweert,” is de reactie van Henry, “maar ik begrijp niet hoe je dan het probleem oplossen kan dat God geest (Johannes 4:24) is en geen mens (Hosea 10:9)?” Ik was nog niet klaar met het uitwerken van de fysieke aanwezigheid die God soms laat zien. Ik wilde dit eerst behandelen voordat ik verder ging met de natuur van God die niet fysiek is.

“Voordat ik aan de Geest van God toekom wilde ik graag nog enkele passages behandelen waar God in een fysieke gedaante tot een mens komt. In Genesis 32 vers 24 tot 32 wordt de worsteling van Jakob met God beschreven. In Hosea 12 vers 3 tot en met 6 wordt overigens ook gesproken van een engel: 'In de buik lichtte hij zijn broer de hiel,- man geworden heeft hij gevochten met God. Hij vocht met een engel en kon hem aan, wenend smeekte hij hem om genade; in Bet El vond hij hem, en dáár heeft hij met ons gesproken. De Ene, God de Omschaarde,- als Ene is hij te gedenken.'
Nadat de man die met Jakob vecht niet van Jakob blijkt te kunnen winnen wil hij gaan. Maar Jakob weigert hem te laten gaan tenzij hij hem zegent. Nadat de man om Jakobs naam gevraagd heeft en Jakob geantwoord heeft zegt hij het volgende in vers 29: Hij zegt:
'niet 'Jakob',- hij licht de hiel, zal nog worden gezegd als je naam, maar 'Israël',- vechter met God!- want gevochten héb je, met God en met mensen en je hebt overmocht!'
Jakob heeft met God gevochten, hij is echter niet gestorven. Sterker nog, hij heeft gewonnen! In Genesis 35 vers 9 tot en met 15 verschijnt God opnieuw aan Jakob. Hier noemt hij zijn naam: God de Almachtige (vers 11). God de Almachtige zijn we al eens tegengekomen en wel in Genesis 17 vers 1 en 2. Dit is de God van Abraham, Isaac en Jakob. Deze God wordt ook de Eeuwige God genoemd (Genesis 21:33, Exodus 3:15). Deze God kwam in een aanschouwbare gedaante bij Abraham en Jakob en at in Genesis 18. Hier smeekt hij, dat kan slechts God of de engel zijn, Jakob om genade. Het lijkt mij namelijk duidelijk dat het niet Jakob was die om genade smeekte want Jakob vocht en hij bleek de sterkste te zijn. In vers 27 is het ook degene die met Jakob vecht die vraagt om losgelaten te worden, het wordt namelijk ochtend.” Henry moet even nadenken. “Met wie vocht Jakob dan? De engel, God of allebei?” Zelf meen ik dat dit God geweest is, maar dat engel en God hetzelfde is. “In ieder geval met God,” leg ik uit. “Er staat namelijk dat Jakob met God worstelde. Hoe het dan met de engel zit verdient aandacht maar kan nog even wachten.” Henry vraagt mij om verder te gaan met mijn uitleg.

“Het gebeurt vaker dat God zich de titel almachtige en eeuwige geeft. In Exodus 3 en 4 kondigt God zich namelijk ook aan met de titel God van Abraham, Isaac en Jacob. Mozes, aan wie God zich aankondigt, kon God echter niet zien.” Henry meent dit ook al. “Er is maar een God. Je hebt nu dus een probleem met je theorie.” “Ik wilde graag even naar Exodus 15 vers 23 tot 26 kijken. '-Hij schreeuwt tot de Ene; de Ene wijst hem een stuk hout aan,- hij werpt dat in het water en zóet worden de wateren.-' Het zou kunnen dat dit op een hele vage en geestrijke manier gebeurt is. Daar heb ik zelf mijn twijfels bij.” “Maar het is wel mogelijk,” aldus Henry. “Ik kan je interpretatie wel volgen, maar het roept bij mij wel heel veel vragen op. Als God enig is, hoe kan Hij dan op het ene moment aanschouwbaar zijn en op het andere moment niet meer? Verder heb je nog niet uitgelegd hoe er dan gezegd kan worden dat God geest is (Johannes 4:24) en geen mens (Hosea 10:9). Daarnaast zegt geen van deze verzen iets over Jezus, de Christus.” De gedachte van Henry is een terechte gedachte. Het is aangetoond dat God soms in een fysieke een aanschouwbare gedaante tot mensen komt, maar het hoe en waarom heeft nog veel aandacht nodig. Net zoals Henry ben ik namelijk van mening dat de bijbel zichzelf niet tegenspreken zou. Henry: “Je zou toch niet willen beweren dat, omdat er geschreven staat: Gij zijt goden …(Psalm 82:6, Jesaja 41:23), er meerdere goden zijn zouden, of omdat er staat dat God boven alle goden verheven is dat deze goden werkelijk zouden bestaan?” “Dat was ik niet van plan,” zeg ik. “Er is maar een God en de afgoden zijn geen goden (Jeremia 2:11 en op vele andere plaatsen), en dat wil ik ook blijven benadrukken. Er zijn echter nog vele vragen die een antwoord verdienen. Daar wil ik nu graag mee verder gaan.”

Dutch / Nederlands

Dutch Hermit has decided to wrote not only in English, but also in Dutch. It does not mean that the English posts will go away, there will still be posted in English on the blog, but also in Dutch. It takes a lot of time to translate all the content, so in Dutch there will be simply more content.

Dutch Hermit heeft besloten ook in het Nederlands te gaan schrijven. Er zal ook nog in het Engels geschreven woren, maar nu ook in Nederlands. Dat heeft er mee te maken dat het vertalen veel tijd kost. In het Nederlands zullen er simpelweg meer berichten op de site verschijnen.

What is truth when truth's denied?

A teacher once taught me that I should not be trusting at all. I shouldn't trust anyone. Trust, so he said, does not come forth out of the mind, not out of the "vernunft" as it is taught by the great German philosophers, and trust will be broken. I believed him, though I did not understand him. And I couldn't give it a place inside me. I shouldn't trust, he said, but the only one I really trusted was him. I still remember. The teacher, for now I will call him Aristofanus, though it is not his real name, taught me from the books about the thoughts of the four philosophers. I read with him from Kant and Hegel, and from Plato and Augustine. "But," he said, "Augustine isn't a real philosopher, as he is a believer. Augustine spoke to me about truth. Plato and Kant and also Hegel did the same. And I asked my teacher why Augustine couldn't be a philosopher. His writings seemed more right to me than any of the others. Aristofanus answered me: "The opinion of Augustine is subjective and not scientific." What I learned from this dialogue with my teacher is that truth is merely the result of a subjective judgement.

Kant and Augustine

Neither Plato, nor Kant or Hegel are scientific. All are subjective. But they are not considered christian. Kant, though, was a professing christian. Philosophers greater than Hegel where christian too. Kierkegaard of course, but Pascal for example too. Kant en Hegel only build fundaments for enlightment. A writing from Kant, answering the question: "Was ist Aufklärung?" (what is enlightment?), is considered as one of the fundamental writings on enlightment. Because of this achievements Kant is rather seen as a modern philosopher than a christian philosopher. Well, he was both. Augustine was clearly a christian philosopher. All his writings where drenched in christianity. That was Philosophy for him. Alike Justin the Martyr his opinion is that christian philosophy is the only true philosophy. That's why he spoke of truth so much. If christianity is true philosophy it needs to have a foundation of truth. That foundation of truth was found in the writings of the early christians and the Jewish Tanakh, which is later called Old Testament by the christians.

According to these philosophers there was a right philosophy in the early beginnings. But people who did not understand the philosophy well started to follow the philosopher instead of the one right philosophy. In this way the philosophy became perverted. With christianity the right philosophy was restored. Though the truth of christianity can still be doubted, their analysis in general human concepts appears right to me. When I try to convince someone of a certain thing I appear to be misunderstood, my words are changed slightly, and things I say are taken personally. That has to do with my inability to choose my words well, and to debate with only the right arguments, but it also has to do with the general human inability to follow that one right philosophy. It just seems to be too hard to fully understand once words without their own, not fully right interpretation. So, Augustine did believe that only through revelation through the bible one could come back to that one true philosophy. Kant was different. He split up truth in two ways. Philosophical truth could only be derived from the pure philosophers mind. Without ever leaving Königsberg, he thought (and taught) he could come to a general concept of truth. But also did he believe that trough science, and therefore experience, one could get evidence for the truth that is measurable through science. By only the mind one could find out truth, trough evidence it could be proved. That isn't a very scientific viewpoint.

Am I trying to prove that Augustine is a true scientist? No. He wasn't. But unlike Plato and alike he has written quite some about experience. And obviously, his writings have grown old, but are not less relevant for the liberal today. His judgements on the present state of society are the same as those of 1700 years ago. They society is nonetheless still the same. He might eventually be right. But they say: he can not really be a philosopher, because he is a christian. I believe that his christian ideas are not welcome in an enlightened world. But the world really didn't change. His christianity does not make his judgements weaker, but only stronger.

Friday, September 4, 2009

life and death

I've been ignoring the headache I have already for all day. I've tried to think of something, but this damn headache keeps me from staying focussed. It doesn't matter. This thing I've been thinking of is a matter of life and death. In fact I was questioning life and death and meaning of both. So I filled my time with thinking about and I couldn't get an satisfying answer. Not just the answer wasn't satisfactory, but I couldn't get the arguments to stand. When I questioned the arguments they started to walk in circles. Some of you might not understand how annoying this is. Life has no meaning if no one sees it, and when your dead no one sees the life anymore. When you are dead all the life you've lived is without reason. So, there is neither reason in life, nor in death. I was trying to find a reason for the things that are, but I couldn't find it. I already had a headache, but it only got worst now.

You know what helped me? For hours I had not left my place before my desk. I had looked up some philosophic ideas and even checked what my friend 'The Hermit' thought about this. He talked some about the things C.S. Lewis wrote about this. So, I looked up C.S. Lewis. He said some nice things about it. But my headache remained. He said some good things, but he couldn't say about it what I needed. Than my daughter Zoë walked in. No, she came bouncing in, she climbed like a monkey on me and she made me totally crazy. I wanted to get mad on her. But I couldn't. She's 6. Six year old girls do things like this. How could I get mad? So I grin at her and hold her upside down, which makes her laugh. I cannot be angry, neither can I remain with this question about meaning. Why bother myself with that question. The thing that is much more important is my little princess. She is the meaning of my life. She is the bright star in me. She is more than anything. Of course, together with the wife I love.

I am still working to figure out the meaning of life and death. My work on this isn't done yet, it will continue and might be the most important subject to work on for the next years. But even if I won't get an answer, I probably won't, I at least know the things that are important here and now. Zoë knows this, so much better than I do. So, have I found the answer than? Is life about happiness, family, love? Is life about the here and now? Is that the truth. Is that the preferred philosophy? Can we achieve wisdom and fulfilment simply by enjoying and being satisfied? Our struggle and our daily pains are just about that? No, not at all. Each person strifes to something differeint. Each person is unique in it's struggle to get what he or she wants. Some want to enjoy the simple things in life like love and family. Others just desire wisdom, a desire so strong that it burns them if they don't seek it. Apparently there are desires laid in the hearts of every men. Where does this desire come from? And how should we react on these desires? Questions that remain and need an answer, as love and family is not all that there is. What would I do if my only love would die? Would I die too? Or would I live, still, with the desires in my heart?